Westland, 10 februari 2016. Duitsers maken geen grappen, zegt de Opel-reclame. Ik behoor inmiddels tot de Nederlanders die anti-Duitse grappen veelal humorloos vinden, ook deze. Nog sterker, de laatste jaren heb ik vaker gelachen dankzij Duitse televisiemomenten dan Nederlandse. U mag nu afhaken.
Vorige week naar theater De Naald geweest, voor de film ‘Er ist wieder da’. Duits, satirisch, ironisch, humoristisch, geen Opel-geleuter. Een matineezaal vol Westlanders, overwegend van (kort) na de oorlog. Deels onwetend wat hen te wachten stond, de korte uitleg tevoren ten spijt. Deels na afloop naïef tonend niet alles te hebben begrepen. “Het was eigenlijk wel een komische film.”
‘Damals’
Hoofdrolspeler in ‘Er ist wieder da’ is een (geacteerde) Adolf Hitler die plotseling weer in Berlijn belandt, in het parkje waar vroeger zijn Kanzlei stond. Dat kan natuurlijk niet, maar daar begint de (Duitse) humor. Adolf ontdekt al snel dat er net als ‘damals’ nog steeds wordt gemopperd over te veel buitenlanders en zakkenvullende politici die maar niet naar het volk luisteren. Hij ontdekt computer, internet, social media en wordt trending op Twitter, Facebook en YouTube. Begeeft zich onder het volk, maakt (in de film niet gespeelde, maar echte) straatinterviews en gaat met iedereen op ‘selfie’. Er komt een eigen televisieshow, hij wordt aanbeden, door oud, en jong.
Allemaal hilarisch verteld en getoond, in een mengeling van ironie en cynisme. Totdat blijkt dat het angstig realistisch is. Alles wat hij zegt wordt lacherig serieus genomen. “Ik bespeel het volk als een piano, Mozart zou toch ook niks zijn zonder viool”. Applaus, applaus, applaus.
Spiegel
‘Er ist wieder da’ suggereert dat hij zich nu soms meer thuis voelt dan toen. En de Gruwelijke Grap komt als de hoofdrolspeler iedereen een spiegel voorhoudt en recht in camera verklaart eigenlijk gewoon een van ons te zijn. Met zo’n grijns van ‘Zijn wij niet allemaal een beetje Hitler?’. Waarna de spiegel naar het publiek draait als je beelden ziet van Wilders, Marine Le Pen, Pegida-demonstranten, vluchtelingenkampen en vechtpartijen bij asielzoekerscentra.
Duitsers maken wel grappen, alleen, Nederlanders begrijpen ze niet. Dat geldt ook voor die vele Westlanders, die dagelijks van de oosterburen ‘eten’. Voor veel (Westlandse) Nederlanders zijn Duitsers nog altijd zo fout als de Tweede Wereldoorlog. En als er geen historische argumenten meer zijn, dan wordt dat anti-gevoel wel gevuld met (deels terecht) van die Mannschaft verloren voetbalwedstrijden. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom de film hier veel minder publiek trekt dan in Duitsland. Niet omdat zij wel of geen humor hebben, maar omdat wij onvoldoende de erachter liggende boodschap voelen. En zij meer inzien dat echte humor eigenlijk lachen is om iets verdrietigs.
Op dinsdagavond 16 februari draait de film nog één keer in De Naald. Ironisch genoeg discussieert de Westlandse politiek tegelijkertijd over opvang van 275 vluchtelingen in een Waterings Polenhotel. Degenen voor wie de film is bedoeld zullen waarschijnlijk die avond actievoerend op de tribune bij de gemeenteraad zitten. Een Duitser kan daar wel om lachen..
Rien van den Anker