(Westland, 25 mei 2016). De agent ziet er uit zoals het hoort. Modeloos geelzwart gestreept, bijna even breed als lang, pepperspray bij de hand en nors kijkend. Ik ben door hem aangehouden. Omdat ik niet wilde varen.
Bij mijn arrestatie waren ook vaarflikken ruim voorradig, aan de wal stonden locoburgemeester Theo Duijvestijn met zijn collega-wethouder Mohamed El Mokaddem. De eerste verving burgemeester Van der Tak (op Japanse zakenreis), de tweede kennelijk ook. Nou ja, een beetje dan.
Ze spraken met woest zwaaiende, luid pratende jonge Westlanders. Dat was volgens beide politici een goed gesprek; er werd gevloekt noch geslagen. Net als ik wilden de jongeren klaarblijkelijk niet varen. Dat is toch illegaal?, lieten ze horen.
Het water op, het is een traditie, zei het gestropdasde en gestreepte gezag erdoganniaans gedecideerd; uiteindelijk gingen de bootjeslui toch varen. Wel laf.
Tussen wal en schip
Ik had daar allemaal niks mee te maken, wilde slechts afgemeerd langs de waterkant genieten van kasrijk polderlandschap. Maar daarmee viel ik tussen wal en schip, juridisch dan. “Dat gaat u geld kosten,” zei de agent, nog norser kijkend.
“En trouwens”, zo vervolgde hij, “waar is uw geluidsinstallatie waarmee je met zo’n subwoofer de hele omgeving kunt laten meetrillen?“ Het enige wat trilde was mijn onderlip. “Ik moet dat echt in het proces-verbaal opnemen, anders gelooft de commissaris me niet.”
Ik sputterde tegen, mompelde iets van rust die we allemaal nodig hebben, maar daar nam hij geen genoegen mee. “Ik zie ook geen kratten bier waarmee je aangeschoten een bootbankstel kan bouwen. Allemaal wel ernstig, hoor, ook zeker niet onderweg met de piemel uit de broek staan plassen richting omwonenden? Ik geloof er niks van.”
Vanwege de zwaarte van de delicten werd ik afgevoerd, met sirene. In mijn ooghoek zag ik enkele Westlandse watervaarders, omringd door – nog meer – dienders, een biertje drinken. De volumeknop van hun gettoblaster stond inmiddels op 10.
Tweestrijd
Na anderhalf uur simplistische vragerij werd ik vrijgelaten, moest naar huis lopen. Bij de celdeur stond zo’n oudere, geregenjaste brigadier: “Waarom heb je niet gewoon gezegd dat je eens tegen alle regels in uitzinnig wilde varen, veel teringherrie maken en eens goed dronken lekker tegen andere boten wilde plassen. Dát is nu gewoon en normaal, dan was er helemaal niks aan de hand geweest.“
Ik erkende het te hebben overwogen. Immers, een beetje Westlander gaat namelijk, als hij niet mag varen, van de weeromstuit wél varen. En andersom. Gezag is leuk maar je moet het bij een Westlander niet te gek maken. De regenjas grinnikte: “Soms moet je er tegenwoordig een beetje water bij doen.”
Maar wie moet je dan nog geloven?, dacht ik. De weekend-gezagsdrager Duijvestijn (‘Door de politieinzet is het rustig gebleven langs het water’) of de doordeweekse LPF-leider Van der Meer (‘Het kan echt niet dat een initiatief dat de verbondenheid onder jongeren aantoont, zo de kop wordt ingedrukt’).
“Dan nog maar liever een bekeuring,” zei ik bedenkelijk burgerlijk gehoorzaam. De Westlandse Witse knikte begrijpend. Achter hem zag ik een auto langsrijden met omhoog gestoken middelvingers, vol gezaghebbers.
Rien van den Anker
De wereld is echt op zijn kop, de LPF is toch een partij van law and order, maar klaarblijkelijk hebben ze nu kinderen die ze een ‘gewoon’ partijtje gunnen. Met drank drugs en harde muziek, dingen waar ze juist tegen zijn. Opmerkelijk was wel dat de meeste partijen nauwelijks een echt uitgesproken mening hadden. Ik denk dat de locoburgemeester terecht is opgetreden. Als overheid moet je niet over je laten heen lopen.